BURCHT RAEREN (Raeren)
Dit oude kasteel ligt op slechts 120 meter van Haus Raeren. Men noemt het ook wel de onderste burcht. Dit in tegenstelling tot een andere kasteel, de overste burcht genaamd. dat gestaan moet hebben op de plaats genaamd Alt Raeren. Maar dit kasteel is geheel verdwenen.
Zowel Haus Raeren als Burcht Raeren liggen in het dal van de Itter die het water levert voor de grachten.
Oorspronkelijk leken deze twee kastelen op elkaar. Beide burchten bestonden slechts uit een grote versterkte toren die omringd was met water (Wasserburg). Terwijl Haus Raaren geen enkele uitbreiding heeft gekend, heeft Burcht Raeren grondige wijzigingen ondergaan. Haar oorspronkelijke vorm is nog te zien in het gedeelte ten westen van de hoofdbouw. Vervolgens is de toren verlengd in oostelijke richting door middel van een tweede gebouw dat iets naar buiten uitsteekt, en zelf weer doorgetrokken is door middel van een ringmuur.
Dit alles vormt de gehele voorzijde van het gebouw, dat aan de wegkant ligt. Boerderijgebouwen aan de oost- en zuidkant en een lange hoge muur die steunt tegen de westelijke puntgevel van de hoofdbouw, vormen de rest van de om de binnenplaats heenliggende gebouwen. In deze hoge muur vinden we de gebogen hoofdingang. Daarboven vinden we de lijstvormige fronten met daarop de wapens van de Nys en Van der Gracht, tussen twee smeltende vuurpotten. Een met wapens versierde steen, met de initialen J. B., links van de poort ingemetseld, en een andere met de initialen F. L. aan de rechterkant. Op de binnenplaats boven de ingang van de woonvertrekken vinden we een derde steen met wapen, met daarop het jaartal 1583, dat ook terug te vinden is op een vierde steen die is vastgemaakt in de grachtmuur, rechts van de ingang.
De hoofdbouw, met een dak van leisteen, is twee verdiepingen hoog, de vensters zijn voor het grootste gedeelte veranderd in de achttiende eeuw (zoals W die van Haus Raeren) In de stijl van die tijd. Het geheel is versierd met twee oude ronde torens. De ene aan de noordoostvleugel is breed en gedrongen en staat op een brede onderbouw. De andere toren een de zuidwestvleugel is smaller. Beide torens hebben een spits puntdak, bedekt met leisteen. Dan zijn er nog twee ronde torentjes (volgens Reiners pas gebouwd in 1902), die de westelijke puntgevel sieren.
Men had het ongelukkige idee om deze te voorzien van kantelen die duidelijk namaak zijn. De rechtertoren, die veel hoger is dan de linker toren, heeft een ronde uitholling waarvan men de functie nog niet heeft kunnen achterhalen. Ten slotte is er een klein laag torentje in de vorm van een kwart cirkel (volgens Reiners ook in 1902 gebouwd) dat steunt tegen noordgevel, in de hoek van die toren en het gebouw waarmee deze toren is verlengd. Men kan zich afvragen waarom het oorspronkelijk middeleeuws karakter van dit gebouw gedeeltelijk beschadigd moest worden. Niet alleen vanwege de nagemaakte kantelen van de twee torentjes, maar ook door de ramen en deuren aan de westelijke puntgevel. De grachten bleven bewaard en lopen geheel rond de hoofdbouw en aan het westen tot aan de ingang.
De primitieve Wasserburg behoorde tot het Chapitre de Notre Dame d'Aix la Chapelle. Het kasteel schijnt gebouwd te zijn door zijn eerst bekende eigenaar, Jean d'Alensberg, (vermeld in 1474), of door een van zijn voorgangers. Het is niet bekend aan wie het kasteel na hem toebehoorde, maar in 1600 is het kasteel eigendom van Jean Krummel de Nechtersheim. Zijn dochter Anne Krummel de Nechtersheim krijgt het kasteel.
Door haar huwelijk in 1562 met Jean de Lomont, komt het leengoed in handen van de familie de Lomont. In 1583 wordt de zoon van de laatstgenoemden, Philippe de Lomont, schepen van Walhorn, echtgepoot van Jeanne de Bock, eigenaar. Hij liet het gebouw ingrijpend veranderen en vergroten, niet alleen door de bouw van een nieuw woongedeelte, dat aan de slottoren vastligt, maar ook de twee slanke torens, de ringmuur, de boerderijgebouwen en de hoofdingang. Hij liet ook een gedeelte van de grachten dempen.
Het landgoed gaat over op zijn zoon Jean, die hem in 1607 opvolgt, en vervolgens op zijn kleinzoon Gerad de Lomont. Aangezien deze aanhanger was van het protestantisme, verbood het Chapitre de Notre Dame d'Aix la Chapelle hem aanspraak te maken op het bezit van zijn vader. Hierna volgde een woelige tijd waarin onder andere de kerk van Raeren in brand werd gestoken (1612).
Wij weten niet wat er met het kasteel is gebeurd in die tijd, maar in de tweede helft van de zeventiende eeuw is het in handen van Elisabeth-Gertrude de Colyn, dochter van Jean-Marie de Lomont. Door haar huwelijk met Jean-Charles Melchior de Broich (1670) brengt zij het bezit over op de familie van haar man. Waarschijnlijk zijn deze echter zonder nageslacht gebleven, want het slot gaat over in handen van de zuster van Jean-Charles Melchior, Isabelle de Broich. Zij trouwt met Jean (of Simon?) Gaspard Gilles, en laat haar bezit in 1728 na aan haar dochter Catherine Gilles. Deze trouwt met Mathias de Flamige afkomstig uit Bra-sur-Lienne. Hij was het waarschijnlijk die in 1738 de oude vensters liet vervangen door ramen in Lodewijk XV-stijl.
Ook liet hij de torentjes met kantelen aan de westkant bouwen, (dit in tegenspraak met hetgeen Reders beweert) en die ce bijbebouwen liet restaureren. Zijn zoon Mathias de Flamige volgde hem als eigenaar op en trouwde met Wilhelmina de Notomb. Hij werd zeer arm en moest Burcht Raaren prijsgeven. Jean-Henri de Schwarzenberg kocht de burcht op 27 januari 1790. Echter baron Charles-Henri de Broich die aangetrouwde familie van de verkoper was, kocht het landgoed terug en verkocht het later weer aan baron Philippe de Witte de Limminghe.
In het daaropvolgende jaar (30 mei 1791) verkocht de nieuwe eigenaar het kasteel aan Pierre-Joseph de Nuys (1757-1826), echtgenoot van Anno-Thérèse-Técia-Caroline van der Gracht (1768-1830). Hun zoon Jean-Joseph-Charles-Auguste de Nuys erft het slot. Hij was voorzitter van het gerechtshof in Aken en trouwde met Hélène-Frédérique Dilthey. Na zijn dood in 1865 werd het kasteel eigendom van hun zoon Charles-Jacques-Fortuné-Arnold de Nuys, echtgenoot van Augusta Beyl, die de eerste burgemeester van Trier was (begraven te Raeren 1907).
Zijn kinderen Jean-Baptiste-Charies de Nuys, kantonrechter van het arrondissement Eupen, en zijn zusters hebben het slot in eigendom tot 1916 en verkopen het dan aan Alois Wilden uit Aken. Ten slotte doet hij het bezit in 1921 over aan Josef-Mathias Reul. Momenteel is de gemeente Raeren eigenaar.
Vanwege hun archeologische waarde is de hoofdbouw en de noordelijke ringmuur met zijn ingang door de Belgische monumentenzorg Commission des Monuments et des Sites op de lijst van beschermde gebouwen gezet (20 mei 1950).
In dit besluit is een vergissing gemaakt, want de ringmuur in kwestie ligt niet aan de noordzijde, maar aan de westzijde. In dit kasteel is momenteel het museum voor POTTENBAKKERSKUNST qevestiqd, en het is zeer zeker een bezoek waard.
Opmerking; een nieuw onderzoek betreffende de twee torens die het balkon begrenzen, doet ons geloven dat de rechtertoren echt oud is, terwijl de linker uit het begin van deze eeuw dateert (zoals Reiners al zei).
Redenen hiervoor zijn:
1) De ronde uitholling in de rechter toren waarvan we de functie niet begrepen, kan nauwelijks in een moderner bouwwerk voorkomen. Deze bijzonderheid heeft echter ongetwijfeld ergens toe gediend.
2) Het uiterlijk van de linkertoren is veel gelijkmatiger en uniform dan die van de rechter toren.
3) De linker toren is geheel gescheurd terwijl de rechter, die veel zwaarder is, nog erg stevig lijkt.
+ in onze rubriek FOTO'S
4) Toen de eigenaar van 1902 het absurde idee had om de gevel op te sieren met puntvormige raamnissen en een balkon, heeft hij waarschijnlijk het ingenieuze idee gehad om een tweede toren te laten bouwen, om hierop het balkon aan de ene kant te laten steunen, en aan de andere kant op de reeds bestaande toren.
Uit "LES DELICES DU DUCHE DE LIMBOURG van Guy POSWICK" - (1951).