🏠News ContactLinksPlan-Regio + WeerAgenda'sFolders
Kasteel WALDENBURG - Kettenis (V.V.V. Drie grenzen)

Ontdekking ➔ De kastelen

➔ De lijst   ➔ kastelenroute      Printervriendelijk

Kasteel WALDENBURG (Kettenis)


Andere vroegere benamingen zijn: kasteel Merols (of Meroels, Meroils, Meyrols, Mereuis, Meruils, Meruwels, Mieureuils) en Waldbrug Haus.

Nadat we kasteel Wems achter ons gelaten hebben, vervolgen we de weg die van Kettenis afkomt (linksaf) tot aan de plaats waar deze weg uitkomt op de hoofdweg Vervolgens gaan we rechtsaf en volgen (in noordelijke richting) deze weg ongeveer 700 meter. Op de plak, op een steenworp afstand aan onze rechterhand, ligt, een beetje achter een heg verscholen, kasteel Waldenburg met zijn boomgaard en moestuin.

Een stukje verderop aan dezelfde kant, staan om een mooie ruime binnenplaats, drie grote boerderijgebouwen opgetrokken uit kalksteen (in 1669). Deze binnenplaats staat in verbinding met de toegangsweg door middel van een poort in de vorm van een afgeplatte boog. Deze binnenplaats is aan de zuidwestkant open. Twee stenen pilaren, die in 1944 door een Amerikaanse tank werden vernield, worden bewaakt door twee gekleurde gietijzeren soldaten uit de achttiende eeuw; zij waken over de stenen brug over de gracht. De grachten die vroeger doorliepen tot aan de weg, lopen nu nog een drie kanten om het kasteel heen; de gracht in het zuidwesten is dichtgegooid.

Op het eerste gezicht heeft kasteel Waldenburg niets aantrekkelijks. Het is een groot zwaar rechthoekig bouwwerk met schuin aflopende onderbouw. Het kasteel heeft buiten de begane grond slechts één verdieping. De ingangsdeur is in de rechterhelft van de zuidoostgevel ingebouwd; Het bordes met twee trappen aan weerskanten, elk van elf treden, is het enige architectonisch detail dat de rnonotomie van het geheel doorbreekt. De ramen met geboogde (erg afgeplatte) bovendorpels en dubbele stijlen zijn in Lodewijk XIV-stijl uitgevoerd.

Het kleine kapelletje met het in het dak ingebouwde torentje dat de noordoostgevel sierde, is afgebroken en vervangen door een kapel, die eveneens uitstak. Deze kapel werd op haar beurt weer afgebroken in 1929. Het dak is erg gewoon. Het bestaat uit vier vlekken en is bedekt met dakpannen. Twee kleine dakvensters zijn ingebouwd in de beide grote vlakken. Twee weervaantjes staan op de uiteinden van de nok van het dak.

In het kasteel vindt u fraaie eikenhouten lambriseringen en een erg interessante trapleuning met spijlen die in de grote hal beginnen, en een grote salonkamer, rijk versierd met pleisterwerk (van 4 beroemde Gagini) uit 1805. Dit vertrok is helaas geverfd in een groene kleur; naar onze mening een ongelukkige keuze.

Het Hoogehuys van Merols is al sinds de veertiende eeuw bekend. Het stond op dezelfde plaats als het huidige kasteel en was afhankelijk van het feodaal hof van de Notre Dame d'Aix la Chapelle. Het was in die tijd een eenvoudige wasserburg, waarvan geen enkel spoor meer is terug te vinden. Over de eerste eigenaar ervan is niets bekend.

In 1660 behoorde de oude versterkte burcht toe aan Bauduin Crummel, zoon van Guillaume Crummel. Vervolgens gaat het bezit over op zijn dochter Christine, die getrouwd was met Jean de Horpusch. In 1589 staat zij het kasteel af aan Thierry de Bertolf de Belven, echtgenoot van Christine de Hanxler.

Vervolgens valt het te beurt aan de zoon van laatstgenoemde Simon de Bertolf de Belven, kanunnik van de Notre Dame d'Aix la Chapelie, wiens erfgenamen het in 1626 verkopen aan Henri de Carlsfeld (echtgenoot van Barbe Schuyl de Walhorn). Deze trouwde, nadat ze weduwe geworden was, wet Laurent de Meuth (luitenant in dienst van het Spaanse leger) die het Hooghuys in 1637 in bezit krijgt. Uit dit huwelijk wordt een dochter geboren die later met Jacques Panneman trouwt. Deze doen het landgoed in 1661 over aan André de Waldenburg (kolonel van de Lotharingse cavalerie).

Omdat hij in dienst van het leger van de Spaanse koning Philips IV was geweest, werd hij in 1659 in de adelstand verheven. Hij was het die het huidige kasteel, op de plaats van de oude wasserburg liet bouwen. Hij stierf er op 2 juli 1694. Het bezit gaat vervolgens over op zijn zoon Jean Frangois de Waldenburg (generaal in het keizerlijk leger), echtgenoot van Anne Ludovie de Plaines, vrouwe van Ter Bruggen te Erps. Hij noemt het bezit in 1696 over, maar laat het na, een zijn broer Maximilien Guillaume Hubert de Waldenburg ambtenaar uit Eupen. Deze laatste gaf in het begin van de achttiende eeuw het kasteel de naam van zijn familie.

Hij huwde in Marie Françoise de Thier, die op 7 januari 1731 stierf en vervolgens Marie Thérèse de Catz, vrouwe van Stochem, die op 4 october 1750 stierf. Na hem viel het kasteel ten beurt aan de oudste zoon van zijn neven, Hyancinthe Joseph André de Waldenburg (kapitein in het regiment van de Oostenrijkse veldmaarschalk Koenigseck). Hij trouwde met Marie Françoise de Royer de Libermé. In 1773 staat hij het bezit af aan zijn schoonbroer Jacques Alexandre de Royer, die al eigenaar was van het naburig slot dat later Philippenhaus wordt genoemd. Deze laatste was in 1771 getrouwd met Anne Catherine Joseph de Ghequier (dochter van Gilles Mathieu de Ghequier, raadslid van het feodaal hof te Luik en Marie Agnes de Franquinet). Drie jaar later, in 1776, verkoopt Jacques Alexandre de Royer het kasteel aan de twee broers Nicolas Jean en Pierre Nicols François de Hodiamont zonen van Pierre Joseph Emanuel de Hodiamont, Heer van Neau (Eupen).

Nicolas Jean de Hodiamont (1745-1830) trouwde in 1788 met barones Lambertine de Fromenteau de Ruyff. Hij bewoonde kasteel Waldenburg en stierf er eveneens. Hij had de omgeving laten opknappen, evenals het kasteelgebouw zelf. Na zijn dood blijft het kasteel in onverdeeld eigendom van zijn broer Pierre Nicolas François en zijn twee dochters; Charlotte Angéline Josophine Victoire (+ Walhorn 1 juni 1888) en Sophie Lambertine Thérèse Amelie de Hodiamont (+ Kasteel Bempt 25 december 1889 te Moresnet) echtgenote van Guillaume Jean Antoine Joseph de Résimont de Bompt (t 25 maart 1863). Na do dood van de twee laatstgenoemden, en aangezien Charlotte de Hodiamont niet gehuwd was, bleef Waldenburg gedurende verschillende jaren onverdeeld eigendom van do zes kinderen uit het huwelijk van Guillaume J.A. de Résimont en Sophie de Hodiamont.

Op 30 augustus 1906 (bij notariële akte van notaris H. Xhaflaire te Montzen) worden de nagelaten bezittingen door hun ouders, respectievelijk tante va moederskant, verdeeld over deze kinderen of hu vertegenwoordigers. Dit waren; Alphonse, Victor Zénon en Marie de Résimont, en hun zuster Emma, die getrouwd was met Baron Balthazar van Voorst tot Voorst en bovendien de drie kinderen van de eerde gestorven broer Constantin (echtgenoot van Adelaïd L.Gh. de Faltribeckers de Cortils). Waldenburg blijft inclusief enkele andere bezittingen onverdeeld. Doo een daaropvolgende notariële akte hieromtrent (ca 1907) wordt Waldenburg toegewezen aan de twee dochters van Constantin, Henriette en Victorine d Résimont en de weduwe van hun broer Edmond (geborene Sibile Schienter).

Uiteindelijk blijven alleen de twee zussen Henriette en Victorine de Résimont al eigenaressen over. Tijdens de Eerste Wereldoorlog geraakten zij in geldnoot en moesten Waldenburg noodgedwongen verkopen. In 1917 koopt Jules Keller het kasteel en verkoopt het op 9 september 1920 door aan André Franssen de Cortenbach d'Eynatten die (persoonlijk) de titel baron krijgt (25 juli 1938).

Bij zijn dood (4 oktober 1946) word zijn weduwe (geborene Marie Tychen) en zijn vier kinderen eigenaar van Waldenburg. Deze vier kinderen zijn; Thérèse (echtgenote van Otto Mergelsberg), Mathild (echtgenote van Léon Sutor), Ernest en André Fransse de Cortenbach.

Uit "LES DELICES DU DUCHE DE LIMBOURG van Guy POSWICK" - (1951).

© foto: wikimedia.org