Het Calvariepark in Moresnet werd omstreeks 1900 aangelegd door de Paters Franciscanen. Het heeft een oppervlakte van 2,5 ha en heeft zowat 68 000 planten, afkomstig uit Orléans in Frankrijk; het is een pareltje in zijn soort.
Voor het park zien we een groep lindebomen die aangenaam geuren. Onmiddellijk links achter de ingang worden we opgewacht door een Groene Treurbeuk (Fagus sylvatica pendula); hij wordt omgeven door een Laurierkershaag (Prunea laurocerasus). Links en rechts zien we rotsplanten, links volgt een grasperkje dat in de zomer overdekt wordt door Wijfjesvarens (Filix femina); op de achtergrond naast acacia's en esdoorns staat een verjongde Treurwilg (Salix alba tristis), afgeknot door een onweer. De helling is onderaan bedekt door Perzische Klimop (Hedera colchica). Hij heeft grote bladeren en groeit in ons westers klimaat in de winter. De gewone Klimop (Hedera helix) komt in het hele park voor, hij groeit ook op stammen en op de staties. Met zijn langgerekte stammen vormt hij prachtige schilderijen.
De groepen sparren bestaan uit Fijnspar ("kerstboom", Picea abies) en hier en daar een Douglasspar (Pseudotsuga taxifolia) die men spar van de toekomst noemt, omwille van zijn krachtige groei.
Onmiddellijk na dit grasperk, vooraan op grondhoogte, zien we een groep Mahonias (Mahonia aquifolium) en Berberis (Berberis aquifolium). Aan de zijkant van de steeds groene bladeren komen in de lente mooie gele bloemen in knopvorm. De blauwzwarte vruchten verschijnen op het eind van de zomer. Deze planten bedekken grote delen van het park. Een Specerijstruik (Calicanthas floridus) past goed in de omgeving. Daarna komen links en rechts meerdere soorten Rhododendrons; zij bloeien van april tot juni en geven een feeëriek schouwspel.
De eerste belangrijke boom rechts is een Europese Lork (Larix decidua), die in de winter zijn naalden verliest en opnieuw mooie groene naalden krijgt in de lente. De bodem is bedekt met Mahonias en Koningsvarens (Osmunda régalis). Dadelijk achter de ingang komen we bij een groep Vogelmelk (Ornithogalum) waarvan de bloei elk jaar begint met kleine witte bollen.
Enkele stappen verder staan we bij een groep met Venijnboom (Taxus baccata), Nordmannspar (Abies nordmanniana) en, achter een rhododendron en langs een weg met opzij gewone spar, een Japanse Ceder (Cryptomeria japonica) die in zijn thuisland een hoogte bereikt van 60 meter. Daarna komen we bij een Atlasceder (Cedrus atlantica) die men herkent aan zijn afgeknotte kruin en zijn grijszilveren naalden ; het is de ruwste ceder van ons klimaat, we komen hem meermaals tegen in het park.
Links ontdekken we de eerste grot of eerste statie, omgeven door sparren. In de nissen aan weerszijden bloeit sinds jaren de Hondsdraf (Glechoma hederacaea). De nissen aan de binnenkant zijn versierd met seizoenbloemen: begonia's, fuchsia's, geraniums, … Hier, en ook op andere plaatsen zijn de staties bedekt met muurleeuwenbek (Lingria cymbalaria of cymbalaria muralis).
Naast de weg in de richting 2e statie staat links een Canadese Hemlockspar (Tsuga canadensis) en juist daarachter een Atlasceder. Opzij, onder de hoge spar heeft zich een Alpengoudregen (Laburnum alpinum) ontwikkeld, zoals we die op meerdere plaatsen in het park zullen vinden. Achter de tweede statie zien we Hemlocksparren en Servische Sparren (Picea Omorika).
Rechts naast de weg naar de tweede statie zien we een klein bloemperk met jaarlijkse en tweejaarlijkse bloemen. In het midden van het kleine grasperk staat een grote rhododendron met meerdere takken. In een grote groenruimte staan meerdere boeketten bloemen die men overal in het park terugvindt, onder andere: de Erwtenstruik (Caragana arborescens) met mooie kleine uitgesneden blaadjes, hij draagt mooie bloemen in de lente; de Bruidsbloem (Deutzia scabra) die witte bloemen draagt in juli-augustus; de Boerenjasmijn (Philadelphus); de Witte Kornoelje met rode takken in de winter en witte bloemen in mei.
In het midden groeit een soort Spierstruik (Spirea arguta) en daarbij enkele Weigela's (Weigela florida) die in mei-juni bloeien met pijpvormige bloemen. Elk jaar vinden we er blauwe Hortensia's in bloei (Hydrangea hortensis).
Tegenover de 2e statie zien we een Treur-es (Fraxinus excelsior pendula); in de schaduw van een Douglas Den (Pseudotsuga glaucabrevifolia) zien we aan zijn voet een Ranonkelstruik (Kerria Japonica), een struik kreupelhout met bundels takken en gele bloemen in mei.
Verder langs de weg staan hybride rhododendrons.
Onder de sparren, aansluitend bij de 2e statie, kleine struiken Chinese Kamperfoelie (Lonicera nitida) met bladen die de vorm hebben van huwelijkskronen, deze struik voldoet ook om er kleine hagen mee aan te planten. Links zien we een pomp die afkomstig is van het marktplein van Montzen; ze wordt versierd met seizoensbloemen.
Tegenover de 3e statie staan enkele struiken: de meest indrukwekkende is de Geitenbaard (Aruncus sylvester); enkele Hartlelies met in hun bladeren witte ribbels die nochtans dikwijls opnieuw groen worden. Bij dit alles vindt men een mengeling van verschillende soorten Hortensia's en Fuchsia's, onder andere de Pluimhortensia (Hydrangea paniculata) en opnieuw de Ranonkelstruik die opvalt met zijn takkenbossen.
Voor de 4e statie, te midden van de grote beuken rijst een Japanse Cipres op (Chamaecyparis pisifera filifera). Even verder staat op de voorgrond een bundel Sneeuwbes (Symporicicarpos albus) die witte bessen draagt in de herfst en de winter. Onder de grote sparren in de achtergrond groeien enkele Alpendennen (Pinus cembra).
Tussen de 4e en de 5e statie groeien op de achtergrond enkele Oostenrijkse dennen (Pinus nigra austriaca), Nordmann sparren, Moerascipressen (Taxodium districhum), Bloedzuurbessen (Berberis thunbergeii atropurpurea).
Tegenover de 5e statie, voor de grote rode beuk in de achtergrond, rijst een Japanse SawaraCipres (Chamaecyparis pisifera plumosa) op. Op de voorgrond staan enkele Ierse taxussen (Taxus baccata fastigiata), gewone Buxus (Buxus sempervirens) en opnieuw Mahonia's en Chinese kamperfoelie omgeven door varens. In de hoek van de kleine poort merken we een Noorse esdoorn, een esdoorn in pijlvorm en met drie stammen ; opzij een groep Bruidsbloemen (Deutzia Gracilis).
Dicht bij de 6e statie klimt een Chinese Blauweregen (Wisteria simensis) omhoog met trossen prachtige blauwe bloemen in mei-juni. De statie eindigt met een groep die steeds groen blijft: Douglas sparren, lorken, Gele Kornoelje (Cornus mas) die zich reeds in februari doet opmerken met zijn gele knoppen, nog voordat hij bladeren heeft. Verder bloeien er rhododendrons, zomerhortensia's en geitenbaard.
Tegenover de 6e statie zien we een Jeneverbes (Juniperus chinensis pfitzeriana), enkele Ierse taxussen en gewone taxussen, een Japanse Perelaar (Chaenomales japonica), Forsythias, bloemende aalbessenstruiken (Ribes sanguineum), goudregen (laburnum) en rimpelroos (Rosa rugosa). Op het voorplan kan men enkele jaarplanten opmerken: Rode Astilbes (Astilbe arendsis) en Fuchsias (Fuchsia fulgens).
De 7e statie wordt geflankeerd door twee vreemde Robinia's (Valse acacia) met sparren inn de achtergrond. Daarvoor opnieuw een groep coniferen, een Atlasceder en enkele Californische Cipressen (Chamaecyparis lawsoniana) omgeven door enkele bundels groene ranonkelstruik. Merk enkele Japanse esdoorns op met mooie rode bladeren, een groep Rhododendrons japonicum, gekend onder de naam azalea, die in de lente pastelkleurige knoppen hebben. Verder een Pyracantha of Vuurdoorn (Pyracantha coccinea) die in de lente kleine witte bloemen draagt en in de herfst kleine rode bessen, een Vlinderstruik (Buddleja) en enkele Bergpijnbomen (Pinus Mugo) die zich niet erg op hun plaats voelen.
Langs de linkerkant van de weg naar de 8e statie staat een groep Tranendennen (Pinus griffithi). Halfweg op de voorgrond een groep prachtige groep Sint-Janskruid (Hipericum calicium). Tegenover de 8e statie, omgeven door klimop staan achteraan lorken, esdoorns, Californische Cipressen, bloemenstruiken en een prachtige Tulpenboom (Liriodendron tulipifere), die omwille van zijn geel-groene bloesem nauwelijks opvalt. Een identiek exemplaar staat bij de 14e statie.
Aan de rechterkant, naar de 9e statie, merken we Hybride Rhododendrons op. Een opening in de begroeiing laat ons een groep Abutilon (Abutilon striatum var. Thompsonii) zien met groene bladeren en bloemen in klokvorm. Bij de 9e statie vinden we een Japanse Ceder (Cryptomeria japonica) gevolgd door kleine grasperken met daar rond rhododendrons en vooraan een bloemenperk met Nina Weibull rozen.
Aansluitend bij het rozenpark en opzij van een esdoorn staan er enkele Flavorufum rhododendrons die pas volgroeid zijn als ze oud worden. Dan zien we een groep Mahonias, een Venijnboom met gele bladen (Taxus baccata devastoniana) die de voet beschermt van een Himalaya Ceder, en opnieuw een Japanse Cipres (Chamaecyparispais Squarosa "Aurea"). Helemaal opzij groeien Dwergmispels en enkele Lepedeza of Bosklavers (Lespedeza bicolor). De bodem is bedekt met varens en Maagdenpalm. Hiertussen komt Geitenbaard omhoog, rhododendrons, Laurierkers en enkele Hangende Alaska-Cipressen (Chamaecyparis nootkatensis pendula).
Rechts van de weg naar de 9e statie staan grote sparren met aan weerszijden een Vederesdoorn (Acer negundo) en een Robinia. Vooraan een verzameling taxus: gewone taxus, Ierse taxus en middentaxus. In het midden van de taxus staat een groep bloemen(Epimedium alpinum) die bloeit in mei. Overal groeien varens, de bodem is bedekt met Kleine Maagdenpalm (Vinca minor) met hun mooie blauwe bloemen. In de winter is de bodem bedekt met een mooi tapijt glanzend groene bladeren.
De heuvel voor de 9e statie wordt overheerst door een Treurberk (Betula verrucosa tristis) met aan zijn voet een verzameling verschillende bloemen.
De weg naar de 10e statie brengt ons rechts naar een Dwergconifeer (Chamaecyparis optusa "nona graticis"), juist naast een Schoenlappersplant (Bergenia cordifolia) die afkomstig is uit Siberië. Op meerdere plaatsen staan gewone Seringen (Siringa vulgaris), en dan volgt een zeer grote witte sering. Voor een gewone buxus (Buxus sempervirens),bloeien in de zomer enkele Engeltrompetplanten (Datura suaveolens) met geurige grote witte kelken. Deze plant is afkomstig uit het noorden van Zuid-Amerika, zij is familie van de doornappel (Datura stranonium).
Dan merken we op onze weg een Westerse Levensboom (Thuja occidentalis Pyramidalis) in mooi gesloten vorm, pyramidestruiken, een witte sering en op de achtergrond een Japanse Cipres (Chamaecyparis plumosa squarrosa). Vooraan, aan de rand van de weg bloeit Sint-Janskruid met mooie gele bloemen in de zomer. Een groep lelietje-van-dalen bedekt de voet van een Hemelboom (Ailanthus altissima) met zijn grote slanke bladeren.
In de bocht zien we een taxus met gele bladeren (Taxus baccata devastoniana) met gele knoppen, daarvoor een Himalayaceder (Cedrus deodora), een Japanse Sawaracipres (Chamaecyparis pis. Fil. " Aurea), gevolgd door enkele groepen rozen en ook cotoneasters.
Voor de 10e statie staat een thuja, naast de statie een kleine plant met de naam Olivier van Bohemen (Elaeagnus pungens " Maculata "), herkenbaar aan zijn gele vergulde bladeren.
Tegenover de 11e statie , helemaal in de schaduw en onbegrijpelijk, een kleine groep planten zonder bladeren, de Ephedra distachya, die ons doet denken aan een kleine brem.
Op de heuvel van de 12e statie zien we Winterlindes (Tilia cordata). Links en rechts van de statie groeien twee rode beuken (Fagus sylvatica purpurea). Rechts probeert een Glycine op de grot te klimmen. In de nissen en de uitsteeksels van de grot vindt men kleine planten (Iberis alyssum et cerastium). Een reeks coniferen, Thujas en enkele Blauwsparren (Picea punges glauca) omgeven de statie.
Rond de grote vlakte voor de 12e statie staan versieringen met diverse bloemen.
Langs de weg naar de 13e statie staat een Japanse Kerselaar (Prunus serrulata), vóór Ierse taxussen; aan de kant een groep Reuzenlevensboom (thujas picata atrovirens). Letten we nog even op enkele palmen (Ilex aquifolium). Aan beide zijden van de 13e statie wordt een gewone es (Fraximus excelcior pendula) gedomineerd door Nordmann-sparren, gewone sparren en dennen. In de volgende groep zien we te midden van bloemenstruiken een esdoorn met meerdere takken en een machtige tulpboom. Aan de kant van de weg vinden we een iep (Ulmes glabra pendula) met zijn opmerkelijk parapluvormig dak.
Bij de 14e statie vinden we een reusachtige rode beuk, omgeven door meerdere fijnsparren en lorken. Daartegenover een Amerikaanse Eik (Quercus rubra) en enkele linden. Voor we bij het uitzichtspunt komen op de grote vlakte voor de 12e statie zien we links dichtbij het lange perk een Japanse kerselaar en een heel mooie Magnolia (Magnolia denudata), ingesloten door een taxus (Thujopsis dolabrata).
Als we de grote vlakte bekijken zien we daar twee taxussen, twee Trompetbomen (Catalpa bignonioides), en ook een Meidoorn (Crataegus oxycantha).
Rechts, bij de uitgang van het Calvariepark, komen we bij een dwergspar (Picea abies " Remonti) met een afgeronde vorm. Verder, tussen twee laurierkersen staat rhododendron en een treures, en vooraan opzij een linde (Phillyrea vimoriniana).
Aan de rand van het wegje links voor de uitgang dat leidt naar de 12e statie, groeien een aantal Brewers treursparren (Piceas breweriana), ook een kleine groep seringen (Seringa reflexa) en enkele Parelstruiken (Exochorda racemosa) met mooie witte bloemen in mei.
Bij het verlaten van dit prachtige park past het om hulde te brengen aan allen die gewerkt hebben voor het grootste geluk van de mens die blijft zoeken naar het verloren paradijs !
Bronnen : Nota's van Broeder Aurelius (J. Willmeroth)
Mr Ralf Thomassen, brigadier van de Administratie van Waters en Bossen