🏠News ContactLinksPlan-Regio + WeerAgenda'sFolders
De steengroeve van het kasteel David, genoemd Kasteel Eulenburg te Moresnet. (V.V.V. Drie grenzen)

Geschiedenis ➔ Diverse Kronieken ➔ Kasteel David-Eulenburg

Diverse kronieken


  1. Het wit huis

Cimetière américain

  1. Voorwoord
  2. De site vóór 1944
  3. De voorlopige
  4. Het permanente
  5. De inauguratie
  6. Van Henri-Chapelle
  7. Beheer

Kasteel David-Eulenbg.

  1. Het kasteel
  2. Steengroeve (Leverbach)
  3. De familie David
  4. Tijdens het oorlogsgeweld

Kruisweg Moresnet-Ch.

  1. Historiek
  2. De Paters Franciscanen
  3. Smeedstaalkunstwerken
  4. Botanische ontdekking
  5. De kluis Gordes Klause
  6. Hernieuwing XIIe statie
  7. De begraafplaats Calvarie
  8. Vertrek Franciscanen
  9. Een nieuw hoofdstuk

Klokken van Plombières

  1. Weghalen van de klokken
  2. Terugkeer van de klokken

Pensionaat Maria Hilf

  1. De zusters in Maria Hilf
  2. De Paters in Maria Hilf
  1. Andere kronieken


De steengroeve (Leverbach)

van het kasteel David, genoemd Kasteel Eulenburg te Moresnet.


Vanaf het spoorwegviaduct van Moresnet in zuidelijke richting bestaat de ondergrond uit massieve steenlagen die de geologen klasseren in de Formatie van Evieux uit het Famenniaan (3). Zij werden gevormd op het einde van het Devoon, ongeveer 360 miljoen jaar geleden, en worden op de geologische kaart van België aangeduid met de referentie Fa2c.

Deze lagen zijn samengesteld uit harde glimmerrijke zandstenen (of psammieten), kalkhoudende zandstenen en schiefers en werden gevormd als opeenvolgende afzettingen van zand en klei aan de rand van de Devoonzee.

De harde zandsteenbanken kunnen gebruikt worden als bouwmateriaal; schiefer is voor dit doel onbruikbaar.

Het is zeker dat het de vader van Victor David is die de vergunning heeft verkregen voor uitbating van de ondergrond. Het is tamelijk moeilijk te zeggen wanneer de ontginning is begonnen. Zonder concrete referentie mag men toch stellen dat de ontginning van grotere hoeveelheden begonnen is tesamen met de bouw van de spoorweglijn Welkenraedt-Plombières in 1869-1870, temeer omdat deze spoorweglijn over de gronden van David liep. De rendabiliteit van onderneming werd verzekerd door het makkelijke en snelle vervoer.

De plaats die de Davids kozen voor hun steengroeve was een nauwe vallei (Leverbach) waarvan de oppervlakte moest afgegraven worden om de steenlagen te bereiken.

Tot op een zekere diepte was deze werkwijze het meest aangewezen, maar hoe verder men in de ondergrond doordrong hoe meer grondwater het werk kwam verstoren. Eerst probeerde men deze onvoorziene moeilijkheid te overkomen met pompen, tot men inzag dat de onderneming haar rendabiliteit totaal dreigde te verliezen.

De jonge Victor David stelde toen voor om de afbouw te doen vanaf de rotswand die zich enkele tientallen meter verder bevond en de ontginning ondergronds te doen. De steenlagen daalden naar achter, wat alleen maar positief was.
Een ondergrondse groeve maken was hier zeker een premiere.
Normaal boort men in de flank van een heuvel tot men aan een rotswand komt, (Schymper) of men graaft horizontaal onder een heuvel (Hauset, op de plaats genaamd "Sieben Weiher").

In dit geval werd er rekening gehouden met twee bijkomende economische voordelen : enerzijds het voornemen om de goede weilanden aan de oppervlakte intact te laten, anderzijds de zekerheid dat de bodemstructuur alle garanties bood voor een rendabele exploitatie.

Gelet op de geweldige reserves van de steenlagen was het welslagen van de onderneming verzekerd. De ontginning was goedkoop en natuurlijk; men groef in de heuvel galerijen van vier tot vijf meter hoog en breed met onderlinge dwarsverbindingen zodat de overblijvende pilaren de nodige stabiliteit en veiligheid verzekerden.

Voor het transport van de ontgonnen steen bouwde men een kleine veldspoorweg tot aan het station van Moresnet. Daar liet een laadhelling toe om de wagentjes rechtstreeks te lossen in wagons van de spoorweg.

De stenen werden in Belgie geleverd maar ook in Pruisen. Ze werden niet alleen als bouwmateriaal gebruikt, maar ook het is aangetoond dat de versiering van de geplaveide lanen in Aken voor een groot deel uit de groeve van Moresnet komt.

Het is waarschijnlijk de eerste wereldoorlog die het einde betekende voor de onderneming. De groeve werd verlaten.

Maar men herinnnerde zich opnieuw aan de groeve tijdens de tweede wereldoorlog toen de inwoners van de omliggende dorpen een toevlucht zochten onder de dikke steenlagen om zich te beschermen tegen de Engelse en Amerikaanse bombardementen (zie het artikel : De zusters van het arme kind Jezus in het kasteel David, tijdens het oorlogsgeweld.)

Een halve eeuw is sindsdien verlopen. De natuur heeft zich vrij kunnen ontwikkelen. Struikgewas en naaldbomen overdekken nu de vroegere werf. Stenen die van het plafond gevallen zijn door onweer blokkeren de ingang.

Alsof dat nog niet volstond is de groeve, oorspronkelijk gegraven in de valleibodem, sinds lang ondergelopen met grondwater en water van de Lever, een beek die werd omgeleid.

Ze diende nog een tijd als visvijver , want de kasteelvrouw zelf viste er karper voor de vrijdagen.

In de loop van de tijd hebben zich sedimenten verzameld in de groeve, zodat ze nu zelfs niet meer de naam van vijver verdient.

(3) De Famenne is een vlakte tussen het Ardennenmassief en de Condroz.

Bronnen : De Heer P. J. Felder, geoloog in Cadier en Keer, Nederland. Prentverzameling van de auteur. Mevrouw F. Heusch, Aken.De Heer Victor David in Laurensberg. Herinneringen van Ridder David, 1872-1948. De Heer Pierre Scholl, lid van de archeologische vereniging van Verviers. De gemeentebesturen van Plombières, Jalhay en Dolhain. De stadsarchieven van Verviers.
Auteur: Alfred Jansen.
Vertaling : Hubert Van den Bergh - Lommel.